Enkel aan de Opaalkust: grazende koeien met op de achtergrond de skyline van Engeland. |
In 2011 kreeg de Site des Deux Caps het label ‘Grand Site de France’ om z’n prachtige landschappen en natuur. Het gebied is maar liefst 7500 ha. groot waarvan 23 km kust tussen Calais tot Boulogne-sur-Mer. Je kan er heerlijk fietsen en wandelen en tot rust komen in Marais de Tardinghen of Boucle de la Slack, een uniek natuurgebied ten zuiden van Ambleteuse. Of je kan gewoon je neus achterna lopen. Vanuit Sangatte wandel ik over het strand naar Wissant langs de krijtrotsen van Cap Blanc-Nez. De rust is er ongekend en contrasteert fel met onze overbevolkte Belgische stranden. Hier heb je le plage bijna voor je alleen. Vooral de kleuren zijn indrukwekkend met de witte rotsen, het quasi roze strand en de opaalblauwe zee.
Souvenirs uit WO II in de Baai van Wissant.
|
De vele bunkers die ik er zie getuigen net als de kraters in het hinterland, nog stil van de Tweede Wereldoorlog. Soms lijkt het of ze gewoon van rotsen op het strand zijn getuimeld. Ooit maakten deze bunkers deel uit van de 5000 km lange Atlantic Wall die de Duitsers aanlegden om een geallieerde invasie het hoofd te bieden. Aan de Opaalkust was de linie het sterkst omdat de bezetters ervan overtuigd waren dat de invasie hier zou inzetten. Wie de geschiedenis een beetje kent, weet dat ze door de geallieerden stevig bij de neus werden genomen.
Cap Gris-Nez ligt het dichtst bij Engeland. |
‘s Avonds trek ik naar de andere landtong, Cap Gris-Nez, die met 49 m hoogte minder spectaculair oogt dan zijn witte evenknie, maar waar het uitzicht minstens even adembenemend is. Ik kijk er uit op Cap Blanc-Nez, de Baai van Wissant en de havenstad Boulogne-sur-Mer. Omdat Het Kanaal hier het smalst is (28 km) heb je er het beste uitzicht op Engeland. Het contrast met Cap Blanc-Nez is frappant: geen steile witte kliffen, maar immense bruine rotsblokken die de zee lijken in te schuiven. En dat doen ze ook letterlijk, want de rotsen kalven relatief snel af. Cap Gris-Nez is een van mijn favoriete spots voor een zonsondergang. Niet alleen de kleuren van de hemel veranderen er dramatisch, ook die van de zee. Bij helder weer wacht ik tot de witte skyline van Engeland langzaam in het donker verdwijnt en de lichtjes aan de overkant beginnen te fonkelen. Een moment om stil bij te worden.
Een jongensdroom vervuld. Dat uitgerekend de Opaalkust met haar brede stranden de bakermat is van het strandzeilen (char à voile) verbaast me niks, al moeten ze die eer wel delen met het Belgische De Panne. André Dumont experimenteerde er eind 19e eeuw met primitieve zeilwagens die intussen flink geëvolueerd zijn. Als kind was ik altijd al erg gefascineerd door deze ranke driewielers met hun kleurrijke zeilen. Bij Club Nautique in Wimereux zie ik dan ook een stil gekoesterde droom in vervulling gaan als ik ‘s ochtends met een monitor naar het strand trek voor een introductie char à voile. Sturen doe je met je voeten, de snelheid regel je met het zeil. Pas als ik deze vaardigheden helemaal onder de knie heb, mag ik vrij rondjes maken op het strand.
Wissant, een paradijs voor kite surfers.
|
Het is een spectaculaire, maar ecovriendelijke sport die af en toe voor een stevige adrenaline boost zorgt. Want met een zeilwagen kan je snelheden halen die veel hoger liggen dan de actuele windsnelheid. En wind is dé onbetwiste spelmaker aan de Opaalkust. ‘s Namiddags trek ik naar de baai van Wissant, waar het letterlijk krioelt van de kite surfers. Overal, zowel op het strand als in de lucht, zie ik kleurrijke kites wapperen. In Wissant, bij Wimkite, volg ik een initiatie. Les één krijg ik op het strand, waar ik de kite (vlieger) zo stabiel mogelijk in de lucht moet proberen te houden. Makkelijker gezegd dan gedaan, maar na een tijdje lukt het behoorlijk. Ik heb de smaak meteen goed te pakken. Maar het echte werk, met een board in zee, hou ik voor een volgende keer. Watersporters komen volop aan hun trekken aan de Opaalkust. Behalve strandzeilen en kite–surfen kan je er ook volop zeilen, zeekajakken, stand-up peddelen en surfen.
Le Touquet (© foto: F.Astier).
|
Architectuur kijken in ‘t Hoekske. Het suffix Paris-Plage zegt het al, Le Touquet is een mondaine badstad. Toch is de naam een simpele verfransing van het Vlaamse ‘t Hoekse, wat verwijst naar het duingebied in de hoek van Het Kanaal en de monding van de Canche. Tot aan de Franse revolutie behoorde het toe aan de Abdij van Sint-Joost, maar het waren vooral de Britten die er begin 20e eeuw de stad uit de grond stampten. Zij bouwden er een stadhuis, een kerk, luxehotels en chique belle-epoquevilla’s die ze financierden met de opbrengst van een casino. Le Touquet-Paris-Plage – het staat nu eenmaal chiquer dan ‘t Hoekske-Paris-Plage – werd een paradijs voor Britse toeristen. De nieuwe stad kreeg een golfterrein, een hippodroom, tennis- en polovelden én de bijnaam ‘Le Paradis des Sports‘.
Le Jardin d’Ypres (© foto: F.Astier). |
Een andere bijnaam, Perle de la Côte d’Opale, dankt Le Touquet ongetwijfeld aan haar elegante architectuur. Ik begin mijn stadswandeling bij het stadhuis waarin Vlaamse, Britse en Normandische elementen versmelten tot een statig Harry Potterkasteel. Pal ertegenover ligt de kerk die een ludiek loopje met de geschiedenis neemt, want dit katholieke bouwwerk werd ooit gefinancierd door twee protestantse Engelse dames die haar ook nog eens doopten tot Eglise Jeanne d’Arc. Een Belgische link vind ik in de nabijgelegen Jardin d’Ypres. Tijdens de Eerste Wereldoorlog strandden meer dan 6000 Belgische vluchtelingen in Le Touquet dat zijn bevolking plots zag vertienvoudigen. Hotels werden opgevorderd om deze mensen onderdak te geven en het 19e eeuwse park werd getransformeerd tot een immense moestuin om al hun monden te voeden. Ieper en Le Touquet onderhouden sindsdien een hechte vriendschapsband. Ook na de oorlog bleven Belgen massaal naar Le Touquet komen, maar dan in een veel leukere context.
Le Touquet Paris Plage (© foto: Flamant).
|
Wie door Le Touquet-Paris-Plage wandelt, zal net als ik gecharmeerd worden door de vele villa’s in Anglo-Normandische stijl, waarvan er een honderdtal werden ontworpen door Louis Quetelart. Deze lokale architect werd bekend om zijn eigenzinnige ‘Style Tourquetoise Moderne’. Zijn meesterwerk, de 57 m. hoge vuurtoren van Canche, kan je niet alleen vanbuiten bewonderen. Binnenin leiden 274 trappen naar het mooiste panorama over de stad, de Baai van Canche en de zee. Ook de halfronde overdekte markt van Touquet-Paris-Plage (1933) is een architectuurpareltje, toch heb ik meer oog voor de lokale delicatessen die er rijkelijk liggen uitgestald. ‘s Middags geniet ik van een lekkere portie Potjevlesh in Brasserie Les Sports, een emblematisch restaurant waar Charles Trenet en Serge Gainsbourg ooit nog zaten te tafelen. Want sinds de Britten er hun lusthof van maakten, vonden heel wat beroemdheden hun weg naar deze gezellige stad: Maurice Ravel, Tony Blair, Brad Pitt en Angelina Jolie, ze waren hier allemaal.
Vissers laten hun bootjes te water in Audresselles.
|
Fort Vauban in Ambleteuse.
|
Bij de buren van Ambleteuse maken vooral witte Belle-Epoque villa’s het mooie weer. Ze getuigen nog van de tijd toen dit dorp aan de monding van de Slack druk bezocht werd door de Rijselse en Parijse bourgeoisie. Eeuwen eerder bouwden zowel Julius Cesar als Napoleon Bonaparte er een uitvalsbasis voor hun expedities naar Groot-Brittannië, al bleef daar weinig tastbaars van over. Wat wél de tijd trotseerde is Fort d’Ambleteuse dat meester-fortenbouwer Vauban er tussen 1682 en 1690 op bevel van Lodewijk XIV in zee pootte. Bij laag tij kan je het bezoeken, bij vloed staat het midden in zee en is het bijzonder spectaculair als de golven er op in beuken. Dorpjes als Audresselles en Ambleteuse zijn dan ook een absolute must voor wie langs de Opaalkust toert.
Haute Ville , Boulogne-sur-Mer.
|
Boulogne-sur-Mer. In het Museum Charles de Gaulle in Lille zag ik ooit een film van het Franse staatshoofd dat na de bevrijding een rede hield op de ruïnes van Boulogne-sur-Mer. ‘Au travail’ moedigde hij de Boulonnais aan. De stad was op het eind van WO II zo goed als helemaal vernield, maar als bij wonder overleefde het oude centrum de zware bombardementen. Vandaag is het een eiland in een inderhaast opgebouwde nieuwe stad, afgebakend door perfect bewaarde 13e eeuwse stadsmuren. Wie door de middeleeuwse stadspoort wandelt, verzeilt vanzelf op Place de la Résistance. De terrasjes rond het gezellige plein zijn de perfecte plek om het 13e eeuwse belfort (Unesco werelderfgoed) en het vroeg 18e eeuwse stadhuis in al hun pracht te bewonderen. Van hieruit vertrekt een raster aan charmante straatjes die smeken om verkenning. Maar de leukste wandeling is die op de oude stadsmuren met uitzicht op zee, op z’n mooist bij zonsondergang. Andere blikvangers zijn de 100 m hoge Basiliek Notre-Dame (1866) en het gravenkasteel dat nu een museum is met een bont allegaartje aan collecties.
Notre Damebasiliek, Boulogne-sur-Mer. |
Ook in de ‘nieuwe’ stad valt heel wat te beleven. Op Quai Gambetta kijk je uit over de grootste vissershaven van Frankrijk. Wie wil kan er vis kopen aan een van de standjes op de kaai. Langs de Bd. Sainte-Beuve staat Nausicaa, een van de grootste zeecentra van Europa te wezen. Pal ertegenover ligt restaurant La Matelote, een constante in mijn gastronomische beleving. De chef, Tony Lestienne, werkte met gereputeerde chefs in Spanje en Parijs voor hij in 1979 zijn lang gekoesterde droom realiseerde: een eigen visrestaurant in zijn geboortestad. In 1982 kreeg hij zijn eerste Michelinster. Het decor is een tikkeltje ouderwets naar mijn smaak, maar de heerlijke gerechten maken alles meer dan goed. Bovendien hoef je helemaal niet diep in je buidel te tasten. Met La Matelote als kers op de taart is Boulogne-sur-Mer al meer dan tien jaar mijn traditionele afsluiter van een heerlijk weekend uitwaaien aan de Opaalkust.
CÔTE D’OPALE PRAKTISCH:
Toeristische dienst Pas-de-Calais: www.pasdecalaistoerisme.com
Site des Deux-Caps: www.lesdeuxcaps.fr/nl
VERVOER:
Geef een reactie