Belfort Bailleul.
|
‘C’est le Nord’. ‘Ay Marieke, Marieke, je t’ aimais tant, entre les tours de Bruges et Gand’. Ik luister graag naar Brel, de man die zich een Franstalige Vlaming noemde en oprecht hield van z’n vlakke land. Frans-Vlaanderen hééft torens die tussen Brugge en Gent kunnen staan. Het belfort van Bailleul is zelfs verre familie van dat van Ieper: gesneuveld in dezelfde oorlog, steen voor steen weer opgebouwd met uitzicht op een markt met trapgevels en een frituur. Ik voel me meteen thuis op een terrasje waar ik 1 euro voor een koffie betaal terwijl ik de verschillen met Ieper zoek. De frituur heet hier niet Bij Jos maar Friterie de Flandre, naast de Vlaamse leeuw wappert de Franse driekleur en uiteraard ontbreekt de Lakenhalle. Het lijkt wel of er op de schreve een levensgrote spiegel staat.
Cassel, Hazebrouck en Wormhout, typisch Vlaamse namen.
|
Wormhout, Hazebrouck, Steenvoorde, Cassel… vele plekken in Frans-Vlaanderen hebben nog uitgesproken Vlaamse namen. Lodewijk de Veertiende veroverde de streek op het Graafschap Vlaanderen en annexeerde het met het Verdrag van Nijmegen in 1678. Fransen uit het zuiden beschouwen Le Nord vaak als een vreemde eend in de bijt, de treurhoek van Frankrijk, waar het regent en vriest en waar barbaren zich rare gewoonten aanmeten. ‘C’est le Nord’ braakte Julie’s oom er in de film Bienvenu chez les Ch’tis dan ook cynisch uit. Het is slechts één cliché over het noorden dat Danny Boon met zijn kaskraker ludiek probeerde te ontkrachten.
De Steenmeulen in Terdeghem: hier wordt je vree goe gezind .
|
Nostalgie. Vanaf Steenvoorde duikt de ene windmolen naast de andere op in het landschap, vaak stokoude houten exemplaren die thuishoren in een schilderij van Breugel. Bij de Steenmeulen in Terdeghem – het 5e favoriete dorp van de Fransen – probeert Jef Markey een oude stoommachine weer aan de praat te krijgen. Zijn Veurnse ouders namen in 1938 de molen over. Een jaar later werd Jef hier geboren. 15 jaar geleden maakte hij van de Steenmeulen een museum dat ieder jaar 6000 bezoekers over de vloer krijgt.
Hop, een onmisbaar voor Vlaams streekbier.
|
‘Toet, toet-toet!’ antwoordt Jef overtuigend als ik vraag of hij nog Nederlands praat. Vooral de oude garde hier babbelt nog een aardig mondje Vlaams. Jef ontpopt zich tot een spraakwaterval wanneer hij vurig over het molenaarsbestaan en de ingenieuze techniek van zijn molen praat. ‘Das allemaal heel goed bepeisd,‘ zegt hij terwijl hij demonstratief een molensteen afstelt. Voor het museum zitten twee dames hop te plukken, een bezigheid waarmee ook Jef al sinds z’n jeugd vertrouwd is. ‘Toen ik tien was kocht ik m’n eerste horloge met het geld dat ik verdiende met hopplukken,’ zegt hij met een vleugje nostalgie.
Jefs museum is een tijdreis naar een nog ouder Vlaanderen.
|
Werken zit Jef duidelijk in de genen. Hij bestiert niet alleen zijn oude windmolen, ook zijn collectie landbouwmachines heeft hij stuk voor stuk eigenhandig hersteld. ‘Ze werken nog allemaal’ zegt hij trots. Zijn museum is een tijdreis naar een nog ouder Vlaanderen. De oerversie zeg maar. Je droeg er een pet en een rode zakdoek, dronk er een biertje bij de stoof in het estaminet en werkte er met landbouwmachines die stoom braakten. Als ik Jef vraag waar zijn passie voor windmolens vandaan komt lacht hij luid: ‘Toen ik geboren werd, was het eerste dat ik zag niet mijn moeder maar de molen’. Het feit dat baby’s blind geboren worden vergeef ik hem graag, want een bezoek aan de Steenmeulen voert je niet alleen terug naar vervlogen tijden, je wordt er vooral vree goe gezind van.
Musée de Flandre.
|
Spotvogel. Op la Grand Place in Cassel, de hoogst gelegen stad in Vlaanderen, wappert hier en daar een Vlaamse leeuw, zitten de terrasjes overvol en is het aanschuiven bij Friterie du Mont. Hoewel we het ons vandaag nog moeilijk kunnen voorstellen, toch was dit charmante, maar strategisch gelegen stadje ooit het decor van heel wat wapengekletter. Ik bezoek er het in 2011 geopende Musée de Flandre dat volledig focust op de culturele
identiteit van Vlaanderen. In de vier
themazalen maak ik kennis met de rijke tradities en bewogen geschiedenis van (Frans) Vlaanderen. Werken van oude meesters worden er uitgespeeld tegen die van hedendaagse kunstenaars als Panamarenko en Fabre.
Het Schijtmanneke – Musée de Flandre.
|
In het
museum wonen de Casselse carnavalsreuzen Reuze Papa en Reuze Maman waarvan ik alleen de silhouetten zie. Enkel met carnaval komen ze uit hun schuilhok voor een dolle tocht door de Casselse straten. Twee keer per jaar, want zoals de meeste andere Noord-Franse steden heeft ook Cassel een winter- én een zomercarnaval. Dat Vlamingen een enorm talent hebben om alles te relativeren, symboliseert een andere bewoner van dit prachtige Renaissancehuis: het 17e eeuwse Schijtmanneke. Deze spotvogel uit de Breugeliaanse traditie is een gesculpteerde metafoor voor uitschelden – uitschijten in ‘t Vlaams – en is goed op weg om hét icoon van Cassel te worden.
Kasteelmeulen – Mont Cassel.
|
Vanaf la Grand Place is het slechts een korte wandeling bergop naar de top van de Casselberg (Mont Cassel), met 176 m. het
hoogste punt van Frans-Vlaanderen. Van de meer dan 20 windmolens die ooit op de heuvel stonden, bleef alleen de houten Kasteelmeulen overeind. Deze molen op spil is een van de oudste van de hele streek. Wat verder staat een enorm standbeeld van Maréchal Foch die tijdens de slag om de Kemmelberg (WO I) nog een tijdje in Cassel resideerde. Toch is het panorama over het golvende Vlaamse landschap rondom nog het meest spectaculair. De TGV die in de verte door het groen klieft, lijkt wel een modeltreintje.
In het Kasteelhof eet je in een soort eetmuseum.
|
Vlaamse Renaissance. Pal naast de oude Kasteelmeulen ligt het Kasteelhof, een oervlaams estaminet. Meer nog dan musea en monumenten zijn deze herbergen waar je de lokale keuken proeft en streekbiertjes drinkt dé grote publiekstrekkers van Frans-Vlaanderen. Met een bonte verzameling Vlaamse gebruiksvoorwerpen heeft het Kasteelhof veel weg van een eetmuseum. Op de kaart staan uitsluitend lokale specialiteiten als carbonades à la flamande, museau en boudins. Na een aperitief op basis van witloof geniet ik er van een hartige en lekkere portie potje-vleesch met frieten. Frans-Vlaamser dan dit kan bijna niet.
Ferme du Mont des Récollets.
|
In het weekend kan je in ‘t Kasteelhof tussen pot en pint luisteren naar de Vlaamse verhalen en legendes die er worden verteld door Emmanuel, de eigenaar. Of je kan er oude Frans-Vlaamse spelletjes als sjoelbak en blaasbiljart spelen. Wie graag streekspecialiteiten mee naar huis neemt, kan terecht in de boetiek van ‘t Kasteelhof. Je koopt er uitgesproken Vlaamse producten als potjevleesch, cichorei, peperkoek, likeuren en streekbieren.
Jardin de la Ferme du Mont des Récollets.
|
Emmanuel houdt er nog een andere bezienswaardigheid op na in de idyllische omgeving van le Mont des Récollets: het Wouwenberghof, een prachtige tuin geïnspireerd op de Vlaamse schilderkunst. In 2011 werd de tuin zelfs uitgeroepen tot de mooiste van heel Frankrijk. Voor zijn groene paradijs rond een oude hoeve putte hij inspiratie uit de Vlaamse Renaissance en doeken van Breugel tot Ensor. Emmanuel – die zelf amper Nederlands praat – gidst mij door de 18 chambres zoals hij de perken noemt en vertelt gepassioneerd over zijn twee grote liefdes, tuinen en Vlaanderen, die hij samenbracht in een oogstrelend Eden.
Haut Bonheur de la Table in Cassel, gastronomie in een intiem kader.
|
Anosteké. Met de ervaring die ze opdeden bij gereputeerde chefs in Frankrijk en België, begonnen Marie-Pierre en Eugéne Hobraiche in 2013 een eigen gastronomisch restaurant. Haut Bonheur de la Table in Cassel is een plek die zijn naam alle eer aandoet. Hij doet de keuken, zij de zaal. Ze werken met uitsluitend verse seizoenproducten. In het sobere, maar stijlvolle en intieme interieur geniet ik van heerlijke scampi met een warm fruitgarnituur en mijn eerste wildgerecht van het seizoen: ree met rabarber en boschampignons. Ook het dessert – zoetigheden zijn een specialiteit van de chef – is om duimen en vingers af te likken.
Aanstormend talent: bier uit Frans-Vlaanderen.
|
Voor ik weer naar België rijd, maak ik nog een ommetje langs Blaringhem waar jeugdvrienden Olivier Duthoit en Mathieu Lesenne in 2006 een brouwerij begonnen: Brasserie du Pays Flamand. Net als in de rest van Frankrijk zit bier brouwen ook in Frans-Vlaanderen stevig in de lift. Olivier en Mathieu gaan nog een stapje verder en experimenteren met bieren die ze laten rijpen op eiken vaten van zowat overal. ‘Met wisselend succes’ zegt Olivier. Ik proef een donker bier dat in een cognac-vat heeft gerijpt en verbazend lekker smaakt. In hun degustatieruimte die veel weg heeft van voetbalkantine drink ik nog meer heerlijke biertjes met een vreemde naam: Anosteké. Olivier lacht: ‘Anosteké is het Frans-Vlaamse dialect voor tot de volgende keer’. En die komt er zeker, want hier wonen geen barbaren met vreemde gewoonten, maar gastvrije levensgenieters net als wij.
Brasserie du Pays Flamand: lokale brouwerij van Vlaamse streekbieren in Blaringhem (18 km. van Cassel). Je kan er lekkere streekbieren proeven en kopen. 425, rue André Plockyn, Blaringhem. www.brasserie-du-pays-flamand.com
Jardin du Monts des Récollets: 8, rue Saint Nicolas, Cassel.
Geef een reactie