Toen de Khmer Rouge in 1975 gewapend de macht greep in Cambodja werd al wie kon lezen, schrijven, een vreemde taal sprak of gewoon een bril droeg als staatsgevaarlijk bestempeld en afgevoerd naar een van hun concentratiekampen. Het meest beruchte was Security Camp 21 Tuon Sleng, kortweg S21. Van de ruim 20.000 mensen die naar Pol Pot’s geheime moordfabriek in hoofdstad Phnom Penh werden gevoerd, overleefden er welgeteld 12. Wij bezochten het kamp dat in gruwelijkheid alles overtreft en spraken er met twee overlevenden.
S 21. De hitte in de geometrisch geordende straten van Phnom Penh is halfweg de voormiddag al verzengend, zelfs in de schaduw. Bij een oud schoolgebouw in het Boeung Keng Kang district worden we opgewacht door Manill, die ons bijzonder hartelijk ontvangt. Zweet parelt op z’n gezicht. De school had eender welke school van Cambodja kunnen zijn, was het niet dat achter de gevels het gruwelijke verhaal van Tuol Sleng schuilt, het concentratiekamp van de Rode Khmer, S21. ‘Kampen als deze waren er in heel Cambodja, maar S21 is het meest beruchte,’ zegt Manill terwijl we het binnenplein opwandelen. De kampregels die we op een groot bord bij de ingang lezen, laten weinig aan de verbeelding over. Een ander bord waarschuwt gevoelige bezoekers dan weer voor wat gaat komen. ‘Het is allemaal extreem gruwelijk, maar iedereen moet weten wat zich hier vier jaar lang heeft afgespeeld,’ zegt Manill.
Het binnenplein met de witte graven van de laatste slachtoffers van Tuol Sleng is omringd door 5 blokken van telkens twee verdiepingen hoog: de klaslokalen die door de Khmer Rouge tot een wreedaardig concentratiekamp werden omgebouwd. Aan één van de muren hangt een gigantische foto van vier kinderen die er wat hulpeloos bijstaan, omringd door enkele Vietnamese militairen. ‘De Vietnamezen verdreven in 1979 de Khmer Rouge uit Phnom Penh. Het zijn de enige kinderen die Tuol Sleng overleefden,’ zegt Manill. We wandelen Blok 1 binnen, een aaneenschakeling van lege cellen met in het midden telkens een metalen bedframe. ‘In deze blok had je enkel verhoorkamers,’ zegt Manill. ‘Gevangenen ondergingen geketend op bedden de meest gruwelijke folteringen.’ Vietnamees militair fotograaf HồVăn Tây was de eerste die foto’s nam van het bevrijde S21. Vandaag hangen ze aan de muren van de folterkamers. Ze zijn extreem gruwelijk.
“Wie kon lezen, schrijven, een stadsaccent had of gewoon een bril droeg, werd als een potentiële tegenstander van de Khmer Rouge bestempeld.”
De Khmer Rouge hield van iedereen dossiers bij. Bij aankomst in S21 werden van elke gevangene mugshots gemaakt die bij de bevrijding van het kamp gevonden werden. Toen S21 een museum werd, werden ze uitvergroot opgehangen in de celblokken. Het moment waarop duizenden zwartwitte gezichten ons wanhopig vol angst in de ogen aankijken, is dan ook bijzonder beklijvend. Het waren allemaal onschuldige Cambodjanen die beticht werden van ‘misdaden’ die ze nooit gepleegd hadden. Er was slechts één zekerheid voor wie S21 binnenkwam: de dood. ‘Gevangenen verbleven gemiddeld twee à drie maanden in het kamp’, vertelt Manill. ‘Na drie dagen begonnen de verhoren die enkel waren bedoeld om de gevangenen door middel van folteringen eender welke ‘misdaad’ te laten bekennen die hen ten laste werd gelegd.’ De folteringen, die gedetailleerd in het museum worden beschreven, waren van een wreedheid waartegen zelfs die van de nazi’s verbleekt. Hoewel ze soms al het leven lieten in het S21 kamp, werd het merendeel van de geïnterneerden geëxecuteerd op de beruchte Killing Fields van Choeung Ek, 14 km verderop. Ook dat gebeurde met de nodige wreedheid vertelt Manill. ‘De ongelukkigen werden geblinddoekt op hun knieën gezet. Om kogels te sparen werden ze vervolgens met bamboestokken of machetes doodgeslagen. Anderen werden koudweg de keel overgesneden met scherpe, gekartelde palmbladeren. Een trage en pijnlijke dood. Kinderen werden evenmin gespaard zodat ze later nooit wraak zouden kunnen nemen tegen de moordenaars van hun ouders. Zij werden bij de voeten gepakt en tegen een boom doodgeslagen. Het verschrikkelijke van dit alles is dat het niet eens in een oorlogssituatie gebeurde, maar tegen hun eigen volk en in een uitgesproken boeddhistisch land.’
“Het moment waarop duizenden zwartwitte gezichten ons wanhopig met angst in de ogen aankijken, is bijzonder beklijvend.”
Als we vragen hoe hij het kamp heeft overleefd, volgt er een korte, wat ongemakkelijke stilte. Hij toont een oude zwart-wit foto van hem en z’n broertje terwijl ze door Vietnamese militairen het kamp uitgedragen worden. ‘Toen de Vietnamese militairen in 1979 Phnom Penh binnentrokken, hoorden we in de verte geweerschoten. De Khmer Rouge begon daarop iedereen in het kamp op een barbaarse manier af te slachten. In paniek liep ik alle celblokken af, op zoek naar m’n moeder, maar kon haar nergens vinden. De gruwel waarvan ik getuige was achtervolgt me nog steeds. Samen met m’n broer en drie andere kinderen heb ik me tenslotte onder een stapel wasgoed verstopt. Het heeft ons leven gered.’ Vorig jaar verscheen ‘The Mystery of the Boy at S21’, een boek over Chang Phal’s tijd in het kamp.
Chum Mey was 46 toen hij in S21 terecht kwam. ‘Mijn vrouw en zoon werden voor m’n ogen geëxecuteerd door de Khmer Rouge,’ vertelt hij. ‘Ik werd gevangen gezet en gefolterd in het kamp. Mijn nagels werden uitgetrokken en ik werd frequent geslagen. ‘s Nachts sliep ik geboeid in kettingen en mocht ik niet bewegen. Deed ik dat toch, dan rammelden de kettingen en kreeg ik zweepslagen.’ Mey wist te overleven dankzij z’n technische vaardigheden zoals o.a. het repareren van de typemachines van de kampadministratie. Hij was dus van nut voor z’n beulen. De man speelt zichzelf in de (internationaal) bekroonde documentaire film ‘S21, the Khmer Rouge Killing Machine’ waarin hij kort na de millenniumwissel in S21 opnieuw geconfronteerd werd met z’n bewakers.
© TEKST: W. GLADINES FOTO’S: M. THYS & W.GLADINES 2020